Bengeltjes

Hoofdengel Gabriël zit te werken in het grote boek over het wel en wee van de mensheid. Links op zijn bureau ligt een hoge stapel met binnengekomen faxen van de helpdesk op aarde, rechts staat een grote prullenbak die al aardig vol begint te raken. Nog even en hij kan de bak laten legen in het hellevuur. Hij pakt een volgend vel van de stapel, leest het bericht, schudt zijn hoofd en mompelt: ‘Ze leren het ook nooit die domme aardelingen, ze blijven spelen met vuur.’ Hij maakt een korte notitie in het grote boek, verfrommelt het bericht en mikt het in de prullenbak. Op dat moment wordt er zachtjes op zijn deur geklopt. Verbaasd kijkt hij op. Wie durft hem te storen? Hij besluit niet te reageren. Weer wordt er geklopt, nu harder. Geïrriteerd roept Gabriël: ‘Binnen.’ Zachtjes gaat de deur open en er schuifelt een jonge hemeling naar binnen, het is Geruba, één van zijn kleinengelen. Ze kijkt bedrukt, stapt op zijn bureau af en blijft daar zwijgend staan.
‘Wat is er Geruba?’
‘Ik heb een probleem.’
‘Wat voor probleem?’
Geruba wijst naar haar buikje, dat een flinke bolling vertoont. ‘Ik ben zwanger.’
Gabriël schrikt daar niet van. Het komt vaker voor dat ongehuwde hemelingen zwanger worden, dan is er nog geen engel over boord. Daar wordt in de hemel niet moeilijk over gedaan. Er wordt getrouwd en daarmee is de eer gered en de kous af.
‘Wie is de verwekker? Die zoon van Serafijn, daar trok je laatste tijd vaak mee op.’
‘Nee, opa, mijn verkering met die jongen is al lang uit, ik vond hem saai, hij wou alleen maar brave spelletjes doen en als ik hem kuste raakte hij van streek.’
‘Wie is dan de verwekker?’
“Beel, de zoon van Beëlzebub.’
Gabriël is met stomheid geslagen. Zijn kleinengel zwanger van een duivelskind, dat kan niet waar zijn en dat zegt hij ook.
‘Dat kan niet. Jullie kunnen niet in de hel komen, die is volledig afgesloten van de hemel. Nee, je spelt me maar wat op mijn vleugel. Kom op, wie is het echt.’
‘Opa, het is echt Beel. Ik heb hem ontmoet in het paradijs.’
Gabriël schiet overeind: ‘Dat is onmogelijk, het paradijs wordt dag en nacht streng bewaakt door hoofdengel Michaël en zijn bewaakengelen. Die laten niemand het paradijs in, dat is strikt verboden gebied voor engelen sinds die Adam en Eva er een potje van hebben gemaakt. Nee, vertel op, wie is de vader? Toch geen getrouwde engel?’
‘Lieve opa, Beel is de verwekker, echt waar. De engelbewakers drinken wel eens uit verveling te veel mede, want bewaken is een saaie klus en soms vallen ze dan in slaap. Dat weten alle jonge engelen, daar loeren we op en als het gebeurt dan sluipen we het paradijs in.
Het is daar zo mooi. Je kunt daar heerlijk spelen, boompje klimmen, pootje baden in de hofvijver en appels eten. Op een dag kwam ik daar Beel tegen, die was ook langs de bewaakengel geslopen. Ik vond hem meteen leuk, hij maakte voortdurend grapjes waar ik om heerlijk om moest lachen en hij haalde kunstjes uit met zijn staart, zo sloeg hij een keer zijn staart om een tak, ging heen en weer
bengelen en deed daarbij een aap na. Zo grappig. Daarna hebben we regelmatig afspraakjes gemaakt in het paradijs. En, we werden verliefd. Op een dag zei Beel dat hij een heel leuk spelletje wist. Hij nam me mee naar de struiken onder de grote appelboom en daar heeft hij me geplukt.’
‘Geplukt?’
‘Ja, zo noem je dat toch als een meisje voor het eerst echt met een jongen vrijt?’
‘Ja, ja, maar wat nu?’ Gabriel kijkt zijn kleinengel ernstig aan en denkt intussen: Ik moet snel met Michaël een hartig woordje wisselen, kennelijk is de bewaking van het paradijs zo lek als een mandje. Daar komt alleen maar meer narigheid van.’
‘Ik weet het niet opa, gewoon bevallen denk ik.’
‘Besef je wel dat je een kind met een staart krijgt.’
‘Ja, nou en?’
‘Lieverd, je kunt je in de hemel niet vertonen met een duivelskind. De grote baas, zal daar er niet blij mee zijn, sinds dat akkefietje met Lucifer is hij allergisch voor duivels.’
‘Wat moet ik dan?’
Gabriël, denkt lang na, knikt dan met zijn hoofd en zegt: ‘Ik weet het, ik stuur je naar de aarde. Daar kun je bevallen. Daar vallen wezens met vreemde uiterlijkheden toch niet op. Laat me wel af en toe weten hoe het met je gaat. Ga nu maar, morgen regelen we alles.’
Voordat Geruba door de deur verdwijnt, draait ze zich om: ‘Hoe noem je eigenlijk een kind van een engel met een duivel?’
Gabriël fronst zijn wenkbrauwen en oppert dan: ‘Een bengel?’
En zo geschiedt. Geruba vertrekt naar de aarde, baart daar een jongetje met een staart dat ze goed verborgen weet te houden. Beel wordt door zijn vader ook naar de aarde verbannen, want die wil zijn vleugels niet branden aan een kleinkind van een engelenvrouw. Beel en Geruba gaan samenwonen. Via de helpdesk van de hemel op aarde laat ze haar ouders en opa Gabriël regelmatig weten hoe het met hen gaat. Geruba en Beel krijgen nog meer bengeltjes die in hun dorp de bewoners vaak last bezorgen met ondeugende streken, maar ze af en toe ook verrassen met goede daden.
Regelmatig trekt het gezin naar een groot donker bos in de buurt en daar beleven ze de grootste rol als ze met zijn allen aan takken gaan bengelen, terwijl Geruba lachend toekijkt.
Bojan , De vergeten kinderdroom

Bojan werd met een lach op zijn gezicht geboren, iedereen hield van hem en dat bleef zo toen hij ouder werd. Misschien kwam het door de lichtjes in zijn bruine ogen, de blonde krullen of de kuiltjes in zijn wangen? Al heel jong speelde hij fluit en met zijn tengere gestalte maakte hij vrolijke danspasjes. Hij had dan veel plezier en dat werkte aanstekelijk op zijn omgeving.
In toneelstukken op school kreeg hij steevast de leukste rol. Hij was een natuurtalent en behoorde tot de beste leerlingen van zijn klas. Zijn ouders en leraren waren het erover eens, hem wachtte een gouden toekomst! Zelf droomde hij erover om later als hij groot genoeg was samen met zijn trouwe viervoeter de wijde wereld in te trekken.
Op zijn tiende jaar stond Bojan tijdens de jaarmarkt in zijn stad op het grote plein zijn kunsten te vertonen. Hij vermaakte zijn publiek met fluitspel en vrolijke grimassen, afgewisseld met goocheltrucs. De belletjes aan de narrenmuts op zijn hoofd rinkelden terwijl hij zijn puntig geschoeide voeten liet dansen. Een kleurrijk jak en een broek op “hoog water” lengte, gaven hem de theatrale uitstraling van een muzikale nar. Zijn hond lag op de achtergrond en waakte over zijn attributen De mensen bleven staan en lachten om zijn silly walks, zijn olijke gezicht en virtuoze fluitspel, ze wierpen hem kleingeld toe. Bojan was gelukkig.
Maar zijn leven ging verder. Na de middelbare school ging hij naar de universiteit. Toen hij begin twintig was studeerde hij af. Studeren was hem gemakkelijk afgegaan en hij was populair bij zijn mede studenten. Tijdens uitgaansavonden demonstreerde hij zijn vrienden nieuwe acts. Daarmee maakte hij iedereen aan het lachen. Omdat hij graag een rondje gaf, was de toelage die hij van zijn ouders ontving vaak halverwege de maand al op. Maar verhongeren deed hij niet. Met of zonder geld was hij een graag geziene gast in ieder huis. Zo gauw er een evenement in de stad was, verkleedde hij zich en pakte zijn plunjezak met attributen. In alle vroegte verliet hij het studentenhuis en zocht een plek in de stad om het publiek te vermaken. Dan was hij in zijn element.
Maar zijn leven ging verder. Met werken en geld verdienen. Rond zijn dertigste levensjaar had hij carrière gemaakt in een snelgroeiend bedrijf. Hij verdiende geld als water. Bojan woonde samen met een vriendin in een kast van een huis in een chique buitenwijk. Ze hielden er een leefstijl op na die paste bij hun inkomen. Geld betekende voor hem de vrijheid om te doen en laten wat hij wilde. Hij liet iedereen meegenieten, het leven was een groot feest! Voor optredens of werken aan een act kwam hij nauwelijks meer toe.
Met zijn veertigste jaar was Bojan directeur van een groot internationaal bedrijf. Hij verhuisde naar een villa aan het water en kocht een boot. Zijn nieuwe vriendin verwende hij met peperdure juwelen.
Bezittingen waren voor zijn omgeving de graadmeter van succes, maar hij zelf was niet gehecht aan een luxe leefstijl. Targets en bonussen bepaalden zijn inkomen. Voor creatieve expressie had hij geen tijd meer.
Soms kriebelde het wel bij hem van binnen, maar hij was vergeten waarom dat was. En zo werd hij mee gezogen hij in de stroom van wat zijn omgeving van hem verwachtte. Halverwege zijn vijftigste jaar verliet Bojan de gevangenis. In maatpak en dure schoenen stapte hij, met een kleine koffer in zijn hand, naar buiten.
Ongeschoren en haar tot op zijn schouders, maar met een jeugdig elan! Vlak voor zijn vrijlating had Bojan een klein bedrag ontvangen voor de arbeid die hij tijdens zijn detentie verricht had. Hij voelde zich er de koning te rijk mee.
Negen maanden geleden was hij opgepakt, zijn bedrijf had zich schuldig gemaakt aan fraude. Na een uitgebreid onderzoek bleek zijn aandeel in de fraude betrekkelijk klein, maar toch groot genoeg om tot een celstraf veroordeeld te worden. Tegelijk met zijn vrijheid, was hij ook zijn huis kwijt geraakt. Van zijn vriendin had hij niets meer vernomen.
Bojan nam een teug frisse lucht en ging op zoek naar een koffietentje. In een een winkelstraat passeerde hij een galerie, nieuwsgierig bleef hij voor de etalage staan, gebiologeerd keek hij naar een schilderij dat daar binnen hing. Op de achtergrond van het doek stond een grote hond afgebeeld met een zadel op zijn rug. Voor de hond zat een kind met een vliegeniersbril op. Het kind leunde met het hoofd tegen de hals van de hond. Zijn handen waren nog net zichtbaar onder de klep van de rugzak die het voor zich hield. Op de voorgrond lag een kompas en daarnaast kroop egel. Bojan zag voor zijn geestesoog een beeld van heel lang geleden verschijnen. Dit schilderij bracht hem in een klap terug naar zijn kindertijd. Ooit had hij een droom gehad, hij zou met zijn hond de wijde wereld intrekken. Een geluksgevoel overviel hem. Opeens wist Bojan wat hem te doen stond.
Hij ging op zoek naar een kringloopwinkel. Hij vond er een en stapte naar binnen. Een half uur later kwam hij weer naar buiten met een brede grijns op zijn gezicht. Bojan had een gedaante verwisseling ondergaan. Hij had zichzelf bevrijd van een harnas dat maatpak heette en een leven dat niet bij hem paste. Een grote hoed met brede rand stond als een blikvanger op zijn hoofd, onder zijn zwierige cape kwam een slobberbroek tevoorschijn. Zijn voeten staken in groene puntlaarzen. In zijn beide handen hield hij een fraaie bewerkte houten fluit als een talisman op borsthoogte dicht tegen zich aan. Zijn merkkleding plus koffer had Bojan in de winkel achtergelaten. Aan deze transactie had hij nog enkele munten overgehouden, genoeg voor een kop koffie.
In de weerspiegeling van een etalage bekeek hij zijn nieuwe profiel, dat beviel hem. Hij voelde weer de blijdschap van het jongetje van toen. Het gelukkige kind van vroeger was bij hem teruggekeerd. Alleen de hond ontbrak, maar die zou binnenkort ook op zijn levenspad komen dat wist hij zeker. Lenig en kwiek sloeg hij de richting in van het grote plein. Daar zou zijn nieuwe leven beginnen. Voordat hij wist wat hij deed maakte hij een paar gekke sprongen en de munten dansten in zijn zak!
Prinses Ieme

Elke morgen wordt prinses Ieme om half negen gewekt door de bediende van de wekdienst. Die loopt op zijn tenen naar het bed van Ieme en klingelt dan vriendelijk met een belletje. Als de prinses haar ogen heeft geopend en recht op in bed zit, mag de bediende het gordijn van haar slaapkamer open schuiven. De wekbediende gaat weg en de kledingbediende komt binnen Die vraagt vriendelijk wat de prinses die dag wil dragen. Nadat ze is aangekleed zet de bediende haar een witte pruik in de vorm van een bijenkorf. De kledingbediende gaat weg en de ontbijtbediende komt binnen en die vraagt wat ze deze morgen voor ontbijt wil. Prinses Ieme wil altijd hetzelfde ontbijt, maar toch moet de bediende het elke dag vragen, dat staat immers koninklijk en Prinses Ieme is nu eenmaal koninklijk. Ze heet eigenlijk Imelda, maar ze wil Ieme genoemd worden omdat ze veel van bijen houdt.
Ieder morgen bestelt ze twee beschuitjes, één belegd met jonge kaas en daar moeten de kaaskorstjes naast liggen. Het tweede beschuitje moet besmeerd worden met honing die elke dag gewonnen wordt uit de bijenkorf die op een ronde tafel net buiten het raam staat. Bij de beschuitjes drinkt ze een glas vers geperste sinaasappelsap.
Als de ontbijtbediende met het ontbijt weer binnenkomt en op dat op het ontbijttafeltje bij het raam heeft gezet, zet hij het raam een klein kiertje open om een vlinder binnen te laten. Vandaag komt er een koolwitje binnen fladderen, die op de pruik van Ieme gaat zitten.
Daarna geeft de prinses de ontbijtbediende toestemming om het deurtje van een kastje dat naast haar bed op de grond staat, te openen en daar verschijnt haar zwarte huismuis met grijze oortjes. Prinses Ieme laat het muisje op haar hand kruipen en geeft hem één voor één de kaaskorstjes.
De bediende verdwijnt en dan gaat Ieme ontbijten. Ze ontbijt alleen, dat is immers koninklijk. Eerst verorbert ze het beschuitje met kaas, dan drinkt ze het glas met sinaasappelsap halfleeg, daarna begint voor haar een klein feestje. Met kleine hapjes smikkelt ze het beschuitje met honing op. Als ze het beschuitje op heeft fladdert de vlinder naar haar mond en zuigt daar de restjes honing op die op haar lippen zijn achtergebleven. Ieme moet zich inhouden om niet te lachen want het zuigmondje van de vlinder kriebelt een beetje. Als de vlinder genoeg heeft gesnoept, vliegt hij weg door het raam. Ieme drinkt haar glas met sinaasappelsap leeg en belt om de ontbijtbediende en de kledingbediende.
De muis verdwijnt in het kastje waarachter zijn holletje ligt. Het raam wordt gesloten, de pruik wordt afgezet en in een kast opgeborgen. Spelen met een pruik is zelfs voor prinsessen niet te doen. Prinses Ieme verlaat haar slaapkamer om haar koninklijke ouders goede morgen te wensen en
daarna huppelt ze naar de hof tuin om de vissen te begroeten en een uurtje te gaan spelen, want om tien uur begint de eerste les, ja, ook prinsessen moeten naar school.
Kip

Sommige oma's hebben een bijnaam, zo ook mijn oma . Mijn oma heet Bak-oma . Ze heet zo omdat ze altijd in de keuken staat met een schort voor en de lekkerste geuren uit de oven laat komen.
Ik had haar ook Boerderij-oma kunnen noemen... want daar woont ze samen met 2 geiten, wat koeien, een paard en een varken die Knor heet.
Ook kip woont daar. Zij is gek op alles wat oma bakt. Als niemand oplet is ze al snel in de keuken te vinden. Als oma dat ziet pakt ze een bezem en jaagt Kip weg. Ik moet er dan altijd een beetje om lachen, omdat het zo'n grappig gezicht is. Kip rent dan een paar rondjes om de keukentafel voordat ze kakelend naar buiten rent.
Ook vandaag komt er weer een heerlijke geur uit de keuken, de geur van warme appeltaart. Kip haar buik begint al te rommelen. Als oma even niet oplet en de deur op een kier laat staan, glipt Kip naar binnen en rent naar de keuken. Ze wil snel zijn want ze heeft reuze honger. Als ze in de keuken staat weet ze niet wat ze moet kiezen.
Er staat deze keer zoveel op de keukentafel. "Oh ... waarom is kiezen zo moeilijk", kakelt ze. "Als ik de chocoladekoekjes eet kan ik de slagroomsoesjes niet eten, Als ik de aardbeientaart eet , dan kan ik niets eten van de warme appeltaart".
Dan heeft ze ineens een plannetje... Als ze nou eens op de keukentafel gaat zitten en overal een héél klein hapje van neemt. Dan hoeft ze niet te kiezen en kan ze overal van eten. Zo bedacht zo gedaan.
Wat fladderen met haar vleugels, zodat ze van de grond op het keukenkrukje komt en vandaar is het nog een klein stukje naar de keukentafel.
Als ze zit en net wil beginnen, komt oma binnen en ziet Kip zitten. Ze pakt snel de bezem en Kip weet niet hoe snel ze van de keukentafel af moet komen. Ze rent net als de andere keren een paar keer om de keukentafel, voordat ze kakelend naar buiten rent.
Met hangende vleugeltjes loopt kip naar de stallen.
Vandaag is het niet gelukt, misschien is er morgen weer een kans.
Maak jouw eigen website met JouwWeb